Thuis >> 29 november
29 november
Tweede brief aan de Thessalonicenzen
Het lijkt erop dat de eerste brief van Paulus tot een misverstand heeft geleid onder de Thessalonicenzen. Velen
van hen hebben hieruit geconcludeerd dat de wederkomst meteen zal plaatsvinden. Daarom stuurt Paulus een
tweede brief om dit misverstand uit de wereld te helpen. Hij wijst op enkele gebeurtenissen die aan de
wederkomst vooraf zullen gaan en hij spoort hen aan om te blijven werken voor hun eigen levensonderhoud en
voor de Heer.
2 Thess. 1:1,2
GROET. Van: Paulus, Silvanus en Timotheüs.
Aan: De gemeente in de stad Thessalonica; aan allen die in God, onze Vader, zijn en in de Here
Jezus Christus.
Wij wensen u de genade en vrede van God en van de Here Jezus Christus toe.
2 Thess. 1:3,4
LOF VOOR STANDVASTIGHEID. Broeders, wij moeten altijd God voor u danken, omdat daar alle
reden toe is. Want uw geloof wordt steeds sterker en de liefde die u voor elkaar hebt, neemt dag
aan dag toe. Vol lof vertellen wij de andere gemeenten van God hoe geweldig u volhoudt en hoe
sterk uw geloof is, ondanks alle vervolgingen en moeilijkheden die u te verduren krijgt.
2 Thess. 1:5-10
VOLHARDING ZAL BELOOND WORDEN. Daaruit blijkt dat God rechtvaardig in Zijn oordeel is, want
u die terwille van Hem lijdt, zult zeker in Zijn Koninkrijk komen. Hij zal de mensen straffen voor
wat zij u aandoen. Dat is rechtvaardig. En het is ook rechtvaardig dat Hij u, die het nu moeilijk
hebt, net als ons uit de nood zal helpen. Dat zal gebeuren wanneer de Here Jezus met Zijn
sterke engelen uit de hemel komt en in een laaiend vuur laat zien wie Hij is. Dan zal Hij allen
straffen die niets van God willen weten en hun oren dichthouden voor het goede nieuws van
onze Here Jezus. Hun straf zal de eeuwige veroordeling zijn. Zij zullen voorgoed van de Here en
Zijn ontzagwekkende macht gescheiden worden. Dat zal gebeuren op de grote dag, waarop Hij
komt om temidden van Zijn volk geëerd te worden; met grote verwondering zullen allen die op
Hem vertrouwd hebben, naar Hem opkijken. En u zult daarbij zijn, omdat u hebt geloofd wat wij u
over Hem hebben verteld.
2 Thess. 1:11,12
PAULUS' GEBED VOOR HEN. Daarom blijven wij voor u bidden dat u het waard zult zijn dat God u
geroepen heeft. Wij bidden dat Hij Zijn kracht gebruikt om al uw goede voornemens uit te voeren
en om alles wat u in geloof onderneemt, tot een goed einde te brengen. Daardoor zal in u onze
Here Jezus geëerd en geprezen worden; en u zelf ook, omdat u één met Hem bent. Dit alles is
mogelijk door de genade van God en van onze Here Jezus Christus.
2 Thess. 2:1-12
GEBEURTENISSEN VOORAFGAAND AAN WEDERKOMST. Wat de terugkeer van onze Here Jezus
Christus en onze hereniging met Hem betreft, broeders, vragen wij u dringend het hoofd koel te
houden. Laat u niet in de war brengen door geruchten dat de grote dag van de Here er al zou
zijn. Als u mensen hoort die hierover een visioen of een boodschap van God of zelfs een brief
van ons zouden hebben gekregen, geloof hen niet. Laat u door niemand iets wijs maken. Want
die dag komt pas als twee dingen zijn gebeurd: Eerst zal de grote ontrouw aan God komen en
daarna zal de 'mens van zeer grote zonde' opstaan, die voortkomt uit de goddeloosheid. Hij zal
God uitdagen en alles omverwerpen wat de mensen vereren. Hij zal zelfs in de tempel van God
gaan zitten en beweren dat hij God is.
Herinnert u zich niet dat ik u dit verteld heb toen ik bij u was? U weet wel wat hem in de weg
staat. Maar te zijner tijd zal hij tevoorschijn komen. Want de geheime wetteloosheid is al in
werking getreden, maar heeft zich nog niet kenbaar gemaakt. Dat kan pas als hij, die dit nog
verhindert, weg is. Dan zal de 'mens van zeer grote zonde' in de openbaarheid treden. Maar de
Here Jezus zal hem door Zijn adem vernietigen en hem, als Hij terugkomt, alleen al door Zijn
stralende verschijning machteloos maken. De 'mens van zeer grote zonde' zal komen en
optreden als satan zelf, vol duivelse list en kracht. Hij zal iedereen een rad voor de ogen draaien,
door allerlei opzienbarende, bedrieglijke wonderen te doen. In elk geval de mensen die op weg
zijn naar de ondergang, omdat zij niets willen weten van de waarheid waardoor zij gered hadden
kunnen worden. Omdat zij niet van de waarheid houden, laat God hen met hun hele hart in
leugens geloven. Zij zullen allemaal veroordeeld worden, omdat zij niet de waarheid geloven,
maar met genoegen onrecht accepteren.
2 Thess. 2:13-17
AANSPORING OM STAND TE HOUDEN. Maar wij moeten God altijd voor u danken, broeders. De
Here houdt van u. Hij heeft u uitgekozen als de eersten in Thessalonica die gered zouden
worden, om u voor Zichzelf af te zonderen door de Heilige Geest en door uw geloof in de
waarheid. Hij heeft u door ons het goede nieuws verteld en u geroepen om deel te krijgen aan de
eer en macht van onze Here Jezus Christus. Laat u dus niet van de wijs brengen; houd vast aan
wat u van ons hebt geleerd door wat wij hebben gezegd en geschreven.
Wij hebben ervaren dat God, onze Vader, Die zoveel van ons houdt, zo goed is ons altijd weer
moed en hoop te geven. Daarom vragen wij Hem en onze Here Jezus Christus u te bemoedigen
en kracht te geven om goed te doen in woord en daad.
2 Thess. 3:1-5
GEBEDSVERZOEK. Broeders, ik vraag u voor ons te blijven bidden. Bid dat het goede nieuws van
de Here zich snel zal verspreiden en overal zo'n invloed zal hebben dat de mensen Hem gaan
eren, zoals ook bij u het geval is. Bid ook dat wij mogen ontkomen uit de klauwen van
kwaadaardige mensen, want niet iedereen vertrouwt op de Here. Wij weten dat de Here wel te
vertrouwen is. Hij zal u sterk maken en u tegen de aanvallen van de duivel beschermen. De Here
geeft ons de overtuiging dat u altijd zult doen wat wij u zeggen. De Here moge u een steeds
beter begrip geven van Gods liefde en Christus' geduld.
2 Thess. 3:6-15
WAARSCHUWING TEGEN LUIHEID. Broeders, namens de Here Jezus Christus moeten wij u
zeggen dat u geen contact meer mag hebben met broeders, die hun plicht verzaken en niet doen
wat wij u hebben geleerd. U weet zelf hoe wij bij u hebben geleefd. Daaraan kunt u een
voorbeeld nemen. U hebt ons onze plicht zien vervullen. Wij hebben van niemand geprofiteerd;
dag en nacht hebben wij hard gewerkt om niemand tot last te zijn. Wij hadden dat overigens best
van u mogen eisen, maar hebben het niet gedaan om u tot een voorbeeld te zijn. Leef daar dan
ook naar! Toen wij nog bij u waren, hebben we u er al op gewezen dat iemand die niet wil
werken, ook geen eten krijgt.
Want wij horen dat er sommigen onder u zijn die hun plichten niet vervullen. Zij werken niet, maar
houden zich bezig met zaken die hun niet aangaan. In de naam van de Here Jezus Christus
dragen wij zulke broeders op rustig aan het werk te gaan en hun eigen brood te verdienen. Wat
uzelf betreft, broeders, laat u niet ontmoedigen en blijf het goede doen.
Als iemand niet luistert naar wat wij in deze brief zeggen, moet u hem als ongehoorzaam
bestempelen en links laten liggen om hem te laten voelen hoe fout hij is. Behandel hem niet als
een vijand, maar als een broeder die gewaarschuwd moet worden.
2 Thess. 3:16-18
ZEGENING. Ik wens u toe dat de Here van de vrede u altijd Zijn vrede zal laten ervaren, wat er
ook gebeurt. Laat Hij bij u allen zijn.
Zoals aan het slot van al mijn brieven, schrijf ik, Paulus, zelf de groet. Daaraan kunt u zien dat
een brief van mij komt. Kijk, zo schrijf ik.
Ik wens u allen de genade van onze Here Jezus Christus toe.
Het historische verslag gaat nu verder met een relaas over de vervolging van Paulus in Corinthe.
Hand. 18:12-17
AANKLACHT TEN OVERSTAAN VAN GALLIO. Toen Gallio gouverneur van Achaje werd, spanden de
Joden samen en brachten Paulus voor het gerecht. Zij beschuldigden hem ervan de mensen
ertoe over te halen God te vereren op een manier, die in strijd was met de Joodse wet.
Net toen Paulus zich wilde verdedigen, nam Gallio het woord en zei tegen hen: "Joden, luister!
Als het hier om een misdaad of een zware overtreding ging, zou ik u natuurlijk moeten aanhoren.
Maar nu het een kwestie is van woorden en namen en uw eigen Joodse wet, zoekt u het zelf
maar uit. Ik ben niet van plan mij daarmee te bemoeien." Hij joeg hen de rechtszaal uit. Toen
grepen zij Sosthenes, de leider van de synagoge en gaven hem voor de ogen van Gallio een pak
slaag. Maar Gallio trok zich er niets van aan.
Hand. 18:18-22
TERUGKEER NAAR ANTIOCHIE. Paulus bleef nog in de stad. Na enkele dagen nam hij afscheid
van de christenen en vertrok naar Syrië. Priscilla en Aquila gingen met hem mee. Voor hij in
Kenchreae aan boord ging, liet hij zijn haar afknippen, omdat hij een plechtige belofte had
afgelegd. Toen zij in de haven van Efeze kwamen, liet hij de anderen achter en ging zelf naar de
synagoge. Daar had hij lange gesprekken met de Joden. Die vroegen hem zelfs nog een paar
dagen te blijven, maar dat wilde hij niet. Hij nam afscheid van hen met de woorden: "Als God het
wil, kom ik bij u terug." Hij verliet Efeze per schip. Na aankomst in Caesarea ging hij naar
Jeruzalem en bezocht daar de christengemeente. Daarna reisde hij verder naar Antiochië.
De derde zendingsreis
Lukas geeft niet aan hoe lang Paulus in Antiochië blijft na de terugkeer van zijn tweede zendingsreis. Maar het
duurt zo te zien niet lang voordat Paulus opnieuw voorbereidingen treft voor een uitgebreide evangelisatiereis.
Hij begint zijn derde reis met een tocht door het noorden en westen van Galatië en Frygië. Het is duidelijk dat
Paulus nog steeds bezorgd is over de geestelijke groei van de mensen die hij enkele jaren geleden had
bekeerd.
Paulus reist vervolgens verder naar Efeze, de hoofdstad van Klein-Azië. Daarmee wordt eindelijk het verlangen
bevredigd dat hij al tijdens zijn tweede reis had gevoeld. Maar indertijd werd hij er door de Heilige Geest toe
aangezet om naar Macedonië te gaan. Het lijkt erop dat Paulus vreugde schept in zijn verblijf in deze
belangrijke stad, omdat hij er ongeveer drie jaar lang blijft. Van bijzonder belang in deze periode zijn de brieven
die Paulus schrijft aan de gemeente in Corinthe – een gemeente waar serieuze problemen zijn ontstaan sinds
het laatste bezoek van Paulus aan Corinthe.
Hand. 18:23 - Galatië en Frygië
BEGIN VAN REIS. Maar ook daar bleef hij niet lang. Al gauw vertrok hij weer naar Galatië en
Frygië om de christenen in die streken te bemoedigen.
Hand. 18:24-28 - Efeze en Achaje
APOLLOS ONDERWEZEN. Ondertussen was er in Efeze een Jood aangekomen, die heel goed
kon spreken en de Boeken zeer goed kende. Hij heette Apollos en kwam uit Alexandrië in
Egypte. Daar had iemand hem verteld wie Johannes de Doper was en wat die over Jezus
Christus had gezegd. Meer wist hij niet, want de rest van het verhaal had hij nooit gehoord. Hij
sprak vol vuur over Jezus en de dingen die hij zei, waren juist. Maar hij kwam niet verder dan de
doop van Johannes. In de synagoge nam hij vrijmoedig het woord. Priscilla en Aquila hoorden
hem. Zij namen hem mee naar huis en legden hem uit wat er allemaal met Jezus was gebeurd
en wat dat betekende.
Apollos was van plan naar Achaje te gaan en de christenen van Efeze vonden dat een goed
idee. Ze schreven aan hun geloofsgenoten dat zij hem hartelijk moesten ontvangen. Nadat hij in
Achaje was aangekomen, werd hij op een geweldige wijze door God gebruikt om de christenen
daar te ondersteunen. Krachtig weerlegde hij de Joden in het openbaar. Daarbij bewees hij aan
de hand van de Boeken dat Jezus de Christus was.
Hand. 19:1-7 - Efeze
DISCIPELEN OPNIEUW GEDOOPT. Terwijl Apollos in Corinthe was, reisde Paulus door het
bergland naar Efeze. Toen hij daar aankwam, vond hij enkele discipelen van Johannes de Doper.
"Hebt u de Heilige Geest ontvangen, toen u ging geloven?" vroeg hij.
"Nee", antwoordden zij. "Wij hebben daar nog nooit van gehoord. Wat is de Heilige Geest?"
"Hoe bent u dan gedoopt?" vroeg Paulus.
"Zoals Johannes heeft gezegd", was het antwoord. Paulus zei: "Johannes doopte mensen die tot
bekering waren gekomen en hij zei dat zij moesten geloven in de Man, Die na hem zou komen;
dat is Jezus!" Nadat zij dat hadden gehoord, werden zij gedoopt in de naam van de Here Jezus.
Toen Paulus zijn handen op hen legde, kwam de Heilige Geest over hen. Zij spraken in vreemde
talen en gaven woorden van God door. Zij waren met ongeveer twaalf personen.
Hand. 19:8-10 (53-55 n.C.)
BEDIENING IN EFEZE. Paulus ging elke sabbat naar de synagoge en sprak daar vrijmoedig over
Jezus. Hij voerde veel gesprekken, waarbij hij probeerde de mensen te overtuigen. Dat deed hij
gedurende meer dan drie maanden. Maar toen sommigen van hen koppig weigerden hem te
geloven en Jezus openlijk bespottelijk maakten, keerde Paulus zich van hen af en nam de
christenen uit de synagoge mee.
Van toen af sprak hij elke dag in de school van Tyrannus. Dit deed hij meer dan twee jaar, zodat
alle inwoners van de provincie Asia, zowel Joden als Grieken, over Jezus hoorden.
Hand. 19:11-16
GEESTENBEZWEERDERS GEBRUIKEN NAAM VAN JEZUS. God deed door de handen van Paulus
buitengewoon grote dingen. De mensen brachten zelfs de zweet- en gordeldoeken die hij
gebruikt had, naar de zieken. Die genazen dan en boze geesten gingen uit hen weg.
Enkele rondreizende Joodse geestenbezweerders probeerden mensen van boze geesten te
bevrijden door ook de naam van de Here Jezus te gebruiken. Zij hadden daarvoor deze spreuk:
"Ik bezweer u bij de Jezus over wie Paulus spreekt." Het waren de zeven zonen van Sceva, een
Joodse hoofdpriester. Toen die dit zeiden tegen een man die een boze geest had, antwoordde de
geest: "Jezus ken ik en van Paulus heb ik ook gehoord. Maar wie bent u?" De man besprong hen
en gaf hun er vreselijk van langs. Zij konden niets tegen hem beginnen en vluchtten naakt en
gewond het huis uit.
Hand. 19:17-20
TOVERIJ OPGEGEVEN. Iedereen in Efeze hoorde ervan, zowel de Joden als de Grieken. De
angst sloeg hen om het hart en zij kregen allemaal een groot ontzag voor de naam van de Here
Jezus. Verscheidene christenen bekenden openlijk wat voor verkeerde dingen zij hadden
gedaan. Velen die zich met toverij hadden beziggehouden, gooiden hun toverboeken op een
stapel en staken die voor de ogen van heel de stad in brand. Er ging naar schatting voor 50.000
zilverstukken in vlammen op. Zo werd de invloed van de woorden van de Here steeds groter en
sterker.
Hand. 19:21,22
PAULUS VOORZIET NIEUWE REIS. Toen Paulus daar met zijn werk klaar was, voelde hij zich
gedrongen eerst een reis door Macedonië en Achaje te maken en pas daarna naar Jeruzalem
terug te gaan. "Als ik daar ben geweest", zei hij, "moet ik naar Rome." Hij zond twee van zijn
medewerkers, Timotheüs en Erastus, vooruit naar Macedonië, maar bleef zelf nog een tijdje in
Asia.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- november
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen