9 februari


Het leiderschap uitgedaagd

Het uitstel van de opmars naar Kanaän en de nederlaag tegen de buitenlandse legers hebben een rampzalige uitwerking op de Israëlieten. In de volgende veertig jaar zullen zij bitter, kibbelachtig en openlijk opstandig zijn.
De problemen bereiken een hoogtepunt wanneer Korach, zelf een Leviet, samen met twee mannen van de stam van Ruben, 250 anderen in een soort muiterij aanvoert. Nadat zij op miraculeuze wijze vernietigd worden vanwege deze opstandigheid, worden duizenden andere sympathisanten onder de Israëlieten getroffen door een plaag en ook zij sterven. Het is niet slechts een kwestie van politiek leiderschap. Er kan best sprake zijn geweest van een oprechte overtuiging van Korachs zijde, maar het is toch een aanval op Gods gekozen priesterschap. Om zijn verkiezing van Aäron als priester perfect duidelijk te maken, laat God Mozes een proef uitvoeren, waarbij van elke stam een staf wordt gebruikt. Alleen Aärons staf blijkt Gods keuze te zijn.
Om de Israëlieten verder te instrueren over de juiste plaats van het priesterschap, en de Levieten die het priesterschap dienen, verkondigt God dat de priesters en de Levieten geen erfdeel zullen hebben in het beloofde land, maar dat zij door tienden onderhouden zullen worden.

Num. 16:1-3 - Woestijn
LEIDERSCHAP UITGEDAAGD. Op een dag kwamen Korach (de zoon van Jizhar en kleinzoon van Kehath uit de stam Levi), Dathan en Abiram, zonen van Eliab, en On, de zoon van Peleth (alle drie uit de stam Ruben) in opstand tegen Mozes. Tweehonderdvijftig leiders van het volk, die zitting hadden in de volksvergadering, deden aan deze opstand mee. Zij verzamelden zich voor Mozes en Aäron en zeiden: "Wij hebben er genoeg van dat u de baas over ons speelt. U bent niet meer dan één van ons, want de HERE heeft ons hele volk geheiligd en is met ons allen. Welk recht heeft u om u boven ons te verheffen en van ons gehoorzaamheid te eisen? U doet alsof u meer bent dan iemand anders uit het volk van de HERE."

Num. 16:4-7
MOZES STELT PROEF VOOR. Toen Mozes dit hoorde, wierp hij zich met zijn gezicht op de grond. Toen zei hij tegen Korach en zijn metgezellen: "Morgenochtend zal de HERE bekend maken wie van Hem zijn en wie heilig is en Hem als priester mag dienen. U, Korach en allen die bij u zijn, moeten morgenochtend vuurpannen nemen, deze aansteken en er reukwerk op verbranden voor de HERE. Dan zullen wij weten wie door de HERE is aangewezen. Laat dat genoeg zijn voor u, Levieten."

Num. 16:8-11
MOZES WIJST KORACH TERECHT. En Mozes vervolgde tegen Korach: "Is het u te gering dat de God van Israël u uit Zijn volk heeft gekozen om dicht bij Hem te zijn wanneer u in de tabernakel van de HERE werkt en voor het volk staat om het te dienen? Is het u te min dat Hij die taak alleen aan u als Levieten heeft gegeven? Wilt u nu ook nog het priesterschap erbij hebben? Want dat is uw opzet! Daarom bent u opgestaan tegen de HERE. En wat heeft Aäron misdaan dat u ontevreden over hem bent?"

Num. 16:12-14
MOZES BESPOT. Toen ontbood Mozes Dathan en Abiram bij zich, maar zij weigerden te komen. "Is het niet genoeg", zeiden zij, "dat u ons uit een land hebt geleid, dat overvloeide van melk en honing om ons in de woestijn te laten sterven en dat u zichzelf als heerser over ons hebt opgeworpen?" U hebt ons zelfs niet eens dat mooie land binnengebracht, dat u ons had beloofd. U hebt ons geen akkers en wijngaarden gegeven. Denkt u ons voor de gek te kunnen houden? Wij komen niet."

Num. 16:15-19a
VUURPANNEN GEBRACHT. Toen werd Mozes woedend en zei tegen de HERE: "Aanvaard hun offers niet! Ik heb nooit een ezel van hen gestolen! Nooit heb ik iemand van hen ook maar een haar gekrenkt!"
En Mozes zei tegen Korach: "Kom met uw hele aanhang morgen hier voor de HERE. Aäron zal er ook zijn. Neem de vuurpannen met reukwerk erop mee; voor elke man één, 250 bij elkaar. Aäron zal hier ook zijn met zijn vuurpan." En zo gebeurde het. Zij kwamen met hun vuurpannen, staken deze aan en legden er reukwerk op. Zo stonden zij met Mozes en Aäron bij de ingang van de tabernakel. In de tussentijd had Korach het hele volk tegen Mozes en Aäron opgezet en iedereen stond op een afstand toe te kijken.

Num. 16:19b-26
VOLK AFGEZONDERD VAN REBELLEN. Toen verscheen de heerlijkheid van de HERE aan het hele volk en de HERE zei tegen Mozes en Aäron: "Ga bij die mensen uit de buurt, zodat Ik ze in één slag kan vernietigen."
Maar Mozes en Aäron vielen op de grond voor de HERE. "O God, God van het leven van alle mensen", smeekten zij, "laat U Uw toorn los op het hele volk als slechts één man heeft gezondigd?"
De HERE zei tegen Mozes: "Zeg het volk dan dat het uit de buurt blijft van de tenten van Korach, Dathan en Abiram."
Mozes rende naar de tenten van Dathan en Abiram, op de voet gevolgd door de leiders van het volk. "Snel", riep hij tegen de mensen, "ga uit de buurt van de tenten van deze slechte mannen en raak niets aan dat van hen is. Anders zullen jullie wegens hun zonden met hen worden vernietigd."

Num. 16:27-30
MOZES VOORSPELT DOOD. De mensen deinsden terug van de tenten van Korach, Dathan en Abiram. Dathan en Abiram kwamen naar buiten en stonden bij de ingang van hun tenten met hun vrouwen, zonen en kleine kinderen.
Mozes zei: "Hierdoor zullen jullie weten dat de HERE mij heeft opgedragen deze dingen te doen en dat het niet mijn eigen verzinsels zijn. Als deze mannen een natuurlijke dood sterven of overlijden door een gewoon ongeluk of een ziekte, heeft de HERE mij niet gestuurd. Maar als de HERE een wonder doet en de grond hen zal opslokken met hun hele hebben en houden en zij levend het dodenrijk ingaan, dan zullen jullie weten dat deze mannen de HERE hebben gelasterd."

Num. 16:31-35
REBELLEN VERZWOLGEN. Hij was nog maar nauwelijks uitgesproken of de grond scheurde onder hen open. De aarde opende zich en verzwolg hen met hun tenten, gezinnen, vrienden en alles wat zij bezaten. Zo gingen zij levend het dodenrijk in en de aarde sloot zich boven hen. Zij waren verdwenen. De Israëlieten vluchtten alle kanten op toen zij hun gegil hoorden, want zij waren bang dat de aarde ook hen zou verzwelgen.
Toen kwam vuur van de HERE naar beneden en doodde de tweehonderdvijftig mannen die het reukwerk hadden geofferd.

Num. 16:36-40
VUURPANNEN WORDEN ALTAARMANTEL. De HERE zei tegen Mozes: "Zeg tegen Aärons zoon Eleazar dat hij die vuurpannen van het vuur haalt, want zij zijn heilig en aan de HERE gewijd. Het brandende reukwerk van de vuurpannen van hen die hebben gezondigd ten koste van hun eigen leven, moet hij ergens ver weg uitstrooien. Hij zal de vuurpannen daarna verwerken in een plaat, die als mantel voor het altaar zal dienen. Want deze vuurpannen zijn heilig, omdat zij voor de HERE zijn gebracht. De altaarmantel zal een gedenkteken voor het volk Israël zijn."
Zo nam de priester Eleazar de tweehonderdvijftig vuurpannen en sloeg hen plat tot een metalen plaat, waarmee het altaar werd afgedekt. Het werd een gedenkteken voor het volk Israël dat een onbevoegde (iemand die geen afstammeling van Aäron is) niet voor de HERE mag verschijnen om reukwerk te verbranden. Zo iemand zou dezelfde straf krijgen als Korach en zijn metgezellen. Zo werden de opdrachten van de HERE aan Mozes uitgevoerd.

Num. 16:41-45
GOD KLAAR OM TE STRAFFEN. Maar de volgende ochtend beklaagden de Israëlieten zich bij Mozes en Aäron en zeiden: "Jullie hebben het volk van de HERE gedood!"
Er liep een boze menigte te hoop tegen Mozes en Aäron, in de richting van de tabernakel en plotseling zagen zij de wolk daarop neerdalen en de heerlijkheid van de HERE verscheen aan hen. Mozes en Aäron gingen naar de ingang van de tabernakel en de HERE zei tegen Mozes: "Ga bij die mensen uit de buurt, zodat Ik ze in één slag kan vernietigen." Maar Mozes en Aäron wierpen zich voor de HERE op de grond.

Num. 17:1-6
GODS OPROEP OM STAVEN. Daarop zei de HERE tegen Mozes: "Zeg tegen het volk Israël dat ieder stamhoofd een houten staf met zijn naam erin gegraveerd bij u moet brengen. Aärons naam moet op de staf van de stam Levi worden geschreven. Plaats deze staven in het Heilige der Heiligen in de tabernakel, waar Ik u altijd ontmoet voor de ark. Ik zal deze gebruiken om de man aan te wijzen die Ik heb gekozen; zijn staf zal tot bloei komen. Zo zal Ik de klachten van de Israëlieten tot zwijgen brengen!"
Mozes gaf deze woorden aan de Israëlieten door en ieder van de twaalf leiders (ook Aäron) bracht hem een staf.

Num. 17:7-11
ALLEEN AARONS STAF BLOEIT. Hij plaatste de staven voor de HERE in het Heilige der Heiligen in de tabernakel en toen hij de volgende dag weer ging kijken, vond hij Aärons staf, die van de stam Levi, met bloesems en rijpe amandelen eraan! Toen Mozes de staven naar buiten bracht om ze aan de anderen te laten zien, keken ze ongelovig naar de bloeiende staf. Alle leiders, behalve Aäron, namen hun staf terug.
De HERE droeg Mozes op de staf van Aäron voor de ark te plaatsen als herinnering aan de rebellie van de Israëlieten. "Zo moet u een einde maken aan hun opstandigheid tegen Mij, zodat zij niet sterven", zei de HERE. Mozes deed wat de HERE hem opdroeg.

Num. 17:12,13
HET VOLK IS BANG. Maar de Israëlieten zeiden tegen Mozes: "Wij sterven straks allemaal. Iedereen die in de buurt van de tabernakel komt, sterft. Moeten wij hier dan allemaal omkomen?"

Num. 18:1-7
AARONS PRIESTERSCHAP VERZEKERD. De HERE zei daarop tegen Aäron: "U en uw zonen zijn verantwoordelijk voor elke ontheiliging van het heiligdom en u draagt ook de gevolgen van elke ontheiliging van het priesterambt. Uw broeders van de stam Levi zijn uw assistenten; maar alleen u en uw zonen mogen de heilige taken in de tabernakel uitvoeren. De Levieten moeten er voor oppassen dat zij geen heilige voorwerpen of het altaar aanraken, anders vernietig Ik hen en u. Zij zullen u helpen en de zorg voor het heilige op zich nemen. Geen vreemdeling mag daar tot u naderen. Onthoud het goed, alleen de priesters mogen de heilige taken in het heiligdom en bij het altaar uitvoeren. Als u deze instructies aanhoudt, zal de toorn van God de Israëlieten nooit meer treffen.
Ik zeg het nogmaals: uw broeders, de Levieten, zijn uw assistenten voor het werk van de tabernakel. Zij zijn een geschenk aan u van de HERE. Maar u en uw zonen, de priesters, moeten de heilige diensten, aan het altaar en alles wat in het Heilige der Heiligen staat, eigenhandig uitvoeren. Want het priesterschap is een dienst die Ik u heb gegeven. Iemand anders die deze taken probeert uit te voeren, zal sterven."

Num. 18:8-19
GAVEN ZIJN VAN DE PRIESTERS. De HERE gaf Aäron vervolgens deze instructies: "Ik heb de priesters alle geschenken gegeven die het volk de HERE brengt; de offers die de HERE als beweegoffer werden aangeboden, zijn voor u en uw zonen; dat is een eeuwige wet. De spijsoffers, de zondoffers en de schuldoffers zijn voor u, uitgezonderd het gedeelte dat op het altaar voor de HERE wordt verbrand. Dit alles zal u tot een allerheiligst bezit zijn. Zij moeten op een allerheiligste plaats worden gegeten en dan alleen door mannen.
Alle andere geschenken die voor het altaar als beweegoffer aan Mij worden geofferd, zijn voor u en uw gezinnen, zowel voor de zonen als de dochters. Want al uw gezinsleden mogen dit eten, mits zij op dat moment rein zijn.
Ook voor u zijn de geschenken, die het volk aan de HERE brengt van de eerste opbrengsten van hun oogst: het beste van de olijfolie, de wijn, het graan en de andere gewassen. Uw gezinnen mogen hiervan eten, mits zij op dat moment rein zijn.
Zo zal alles wat aan de HERE is gewijd, van u zijn; ook de eerstgeboren zonen van het volk Israël en het eerstgeborene van hun vee. U mag echter nooit de eerstgeboren zoon of de eerstgeborenen van dieren die Ik als voedsel verboden heb, aannemen; in plaats daarvan moet voor ieder eerstgeboren kind een betaling van 55 gram zilver worden gedaan. Dat geld moet worden gebracht als het kind een maand oud is.
Het eerstgeboren jong van koeien, schapen en geiten mag niet worden teruggekocht, want het is heilig. Het bloed daarvan moet op het altaar worden gesprenkeld en het vet zal als vuuroffer worden verbrand; het is aangenaam voor de HERE. Het vlees van deze dieren is voor u, met inbegrip van de borst en de rechterschouder die voor het altaar als beweegoffer aan de HERE zijn geofferd. Ja, Ik heb u al de beweegoffers gegeven die het volk van Israël aan de HERE brengt. Zij zijn het voedsel voor u en uw gezinnen; dat is een duurzame overeenkomst tussen de HERE en u en uw nakomelingen.

Num. 18:20
AARON ZAL GEEN LAND BEZITTEN. U, als priester, mag geen land in eigendom hebben noch een andere bron van inkomsten, want Ik ben alles wat u nodig hebt.

Num. 18:21-24
LEVIETEN KRIJGEN TIENDEN. Wat de stam Levi betreft, uw familie, zij zullen voor hun werk worden betaald uit de tienden, die het hele land Israël opbrengt. Van nu af aan mogen Israëlieten die geen priester of Leviet zijn, het heiligdom niet meer betreden. Als zij dat wel doen, zullen zij schuldig worden verklaard en sterven. Alleen de Levieten zullen het werk daar doen en verantwoordelijk zijn voor de fouten die zij maken. Dit is een eeuwigdurende inzetting voor Israël, dat de Levieten geen eigendommen mogen bezitten in Israël. Want de tienden van het volk, met een bewegend gebaar voor het altaar aan de HERE geofferd, zullen voor de Levieten zijn. Dat is hun erfenis, daarom hebben zij geen eigendommen nodig."

Num. 18:25-32
LEVIETEN MOETEN TIENDEN GEVEN. De HERE vervolgde tegen Mozes: "Zeg de Levieten dat zij de HERE een tiende moeten geven van de tienden die zij ontvangen (een tiende van een tiende) en dat zij dat aan de HERE moeten aanbieden met een bewegend gebaar, staande voor het altaar. De HERE zal dit beschouwen als het offer van de eerste opbrengsten van de oogst van wijn en koren, als was het een offer van hun eigen oogst. Dit tiende deel van de tienden zal worden genomen uit het beste wat u als het deel van de HERE hebt ontvangen en zal aan de priester Aäron worden gegeven.
Het zal u worden toegerekend als kwam het van uw eigen dorsvloer en wijnpers. Aäron en zijn zonen en hun gezinnen mogen het thuis eten of op welke plaats zij maar willen, want het is hun loon voor de dienst in de tabernakel. Als u, Levieten, het beste deel van de tienden voor de HERE die u ontvangt, aan de priesters geeft, zult u niet schuldig zijn. Maar pas er voor op dat u de heilige giften van het volk Israël niet behandelt alsof het gewone giften zijn, anders zult u sterven."

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- februari



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen