1 juni
HET VERDEELDE KONINKRIJK
(ca. 930 – 725 voor Christus)
Verdeeldheid tussen Israël en Juda
Juist toen Salomo ongekende hoogten had bereikt op het gebied van zijn persoonlijke welvaart en zijn positie,
viel hij ten prooi aan morele zwakheden en politieke conflicten. En dus gaat ook zijn koninkrijk, in de handen
van zijn zoon Rehabeam, een zekere ondergang tegemoet. Rehabeam legt de bevolking nog zwaardere lasten
op dan zijn vader kennelijk in zijn laatste jaren had gedaan, en zal zo een opstand onder het volk van Israël
veroorzaken. Alleen de stammen van Juda en Benjamin zullen trouw blijven aan Rehabeam, terwijl de rest van
Israël – alle noordelijke stammen – een man genaamd Jerobeam tot koning zullen kronen.
Het is ironisch dat juist het volk van Juda, zelfs onder het bewind van een koning als Rehabeam, enigszins
trouw blijft aan God. In het noorden leidt Jerobeam het volk van Israël al snel tot afgoderij en in de hierop
volgende 25 jaar zal Israël zó goddeloos blijken te zijn dat zelfs vermeende profeten van God tegen elkaar
zullen liegen. De Levieten, en alle andere rechtschapen mensen in Israël, zien zich genoodzaakt om
zuidwaarts te trekken om zich bij het volk van Juda aan te sluiten.
De verdeling is blijvend, en de val is diep. Jarenlang zullen er conflicten en civiele onrust plaatsvinden.
Bovendien vinden er vele oorlogen plaats met buitenlandse vijanden, die de kwetsbaarheid van dit ooit
verenigde, maar nu gebroken volk al snel hebben opgemerkt. En Juda zal zich, net als Israël, tot afgoderij
wenden.
1 Kon. 12:1-5, 2 Kron. 10:1-5 (ca. 931 v.C.) - Sichem
MENSEN VRAGEN OM VRIJHEID. Rehabeam ging naar Sichem waar heel Israël samenkwam om
hem tot koning te kronen. Jerobeam, die nog steeds in Egypte was, waarheen hij voor Salomo
was gevlucht, hoorde van zijn vrienden over deze plannen. Zij drongen er bij hem op aan de
plechtigheid ook bij te wonen. Daarom mengde hij zich onder de Israëlieten in Sichem waar hij
samen met de Israëlieten eisen begon te stellen aan Rehabeam. "Uw vader was een harde
meester", zeiden zij tegen Rehabeam. "Wij willen u niet als koning, tenzij u belooft dat u onze
lasten zult verlichten en ons beter zult behandelen dan uw vader deed."
"Geef mij drie dagen de tijd om hierover na te denken", antwoordde Rehabeam. "Kom dan terug
voor het antwoord." Zij gingen daarmee akkoord.
1 Kon. 12:6-11, 2 Kron. 10:6-11
REHABEAM WINT ADVIES IN. Rehabeam besprak deze zaak met de leiders, die zijn vader Salomo
altijd raad hadden gegeven. "Wat vindt u dat ik moet antwoorden?" vroeg hij hun.
En zij antwoordden: "Als u hun een bevestigend antwoord geeft en belooft goed voor hen te zijn
en hen op de juiste manier te dienen, zult u voor altijd hun koning kunnen zijn."
Maar Rehabeam schoof dat advies terzijde en wendde zich met dezelfde vraag tot de jonge
mannen, met wie hij was opgegroeid. "Wat denken jullie dat ik het beste kan doen?" vroeg hij
hun.
En deze jonge mannen zeiden: "Zeg tegen de mensen: 'Als u denkt dat mijn vader machtig was,
vergist u zich, want ik zal nog veel machtiger zijn.
Ja, mijn vader was hard voor u, maar ik zal nog harder voor u zijn. Mijn vader sloeg u met de
gesel, maar ik zal u afranselen met schorpioenen."
1 Kon.12:12-15, 2 Kron. 10:12-15
ZWAARDERE LASTEN OPGELEGD. Toen Jerobeam en de Israëlieten drie dagen later bij
Rehabeam terugkwamen, antwoordde de nieuwe koning hen op een ruwe manier. Hij negeerde
het advies van de wijze leiders en volgde dat van de jonge mannen op; de koning weigerde in te
gaan op de eisen van het volk. Maar de HERE speelde hierin een grote rol. Hij zorgde ervoor dat
de nieuwe koning dit deed, zodat Hij Zijn belofte aan Jerobeam kon nakomen, die Hij door de
profeet Ahia uit Silo had laten doorgeven.
1 Kon. 12:16-19, 2 Kron. 10:16-19
ALLEEN JUDA NIET IN OPSTAND. Toen de mensen beseften dat de koning het meende en
weigerde naar hen te luisteren, begonnen zij te schreeuwen:
"Weg met David en zijn familieleden.
Laten we naar huis gaan.
Laat Rehabeam maar koning zijn
over zijn eigen familie."
En zo liet heel Israël hem in de steek, uitgezonderd de stam van Juda. De leden van die stam
bleven trouw en aanvaardden Rehabeam als hun koning.
Toen koning Rehabeam enige tijd later Adoram, de ontvanger van de belastingen, erop uit
stuurde om met het volk te gaan onderhandelen, wierp een grote menigte hem met stenen dood.
Koning Rehabeam wist echter te ontkomen en vluchtte in een rijtuig naar Jeruzalem. Zo kwam
Israël in opstand tegen het nageslacht van David en hierin is tot op de huidige dag niets
veranderd.
In Israël
1 Kon. 12:20 (931 v.C.)
JEROBEAM KONING VAN ISRAEL. Toen de Israëlieten hoorden dat Jerobeam uit Egypte was
teruggekeerd, werd hij uitgenodigd voor een grote bijeenkomst van het volk; daar werd hij tot
koning over Israël uitgeroepen. Alleen de stam van Juda bleef het koningshuis van David trouw.
In Juda
1 Kon. 12:21-24, 2 Kron. 11:1-4 Jeruzalem
PROFEET GAAT BURGEROORLOG TEGEN. Na zijn intocht in Jeruzalem bracht koning Rehabeam
zijn leger (alle strijdbare mannen van Juda en Benjamin, 180.000 man speciale troepen) op de
been om de rest van Israël met geweld te dwingen hem als koning te erkennen.
Maar God stuurde de volgende boodschap aan de profeet Semaja: "Zeg tegen Salomo's zoon
Rehabeam, de koning van Juda, en tegen alle stamleden van Juda en Benjamin dat zij niet tegen
hun broeders, de Israëlieten, mogen vechten. Zeg dat het leger moet worden ontbonden en dat
zij naar huis moeten gaan, want wat Rehabeam is overkomen, gebeurde omdat Ik dat zo wilde."
En zo ging het leger naar huis, zoals de HERE had bevolen.
In Israël
1 Kon. 12:25-33, 2 Kron. 11:15 Sichem
ALTAREN TE DAN EN BETHEL. Jerobeam bouwde in de heuvels van Efraïm de stad Sichem uit,
versterkte haar en maakte haar tot zijn hoofdstad. Later deed hij hetzelfde met Penuël.
Jerobeam dacht: "Als ik niet voorzichtig ben, zal het volk weer een nakomeling van David als
koning willen hebben. Als zij naar Jeruzalem gaan om in de tempel te offeren, zal hun houding
ten opzichte van koning Rehabeam snel verbeteren. Dan zullen zij mij doden en hem vragen
koning te worden."
En na beraad met zijn adviseurs liet de koning toen twee gouden kalveren maken en zei tegen
het volk: "Het is veel te veel moeite steeds de tocht naar Jeruzalem te maken; van nu af zullen
deze twee beelden uw goden zijn; zij hebben u uit uw gevangenschap in Egypte bevrijd." Het
ene afgodsbeeld werd in Bethel en het andere in Dan geplaatst. Dit was natuurlijk een grote
zonde, want de mensen uit het hele land, tot aan Dan toe, gingen nu deze beelden aanbidden.
Tevens bouwde hij tempels op de heuvels en stelde hij priesters uit alle lagen van de bevolking
aan, ook al behoorden zij niet tot de stam van Levi. Jerobeam liet afkondigen dat het jaarlijkse
tempelfeest voortaan op de vijftiende dag van de achtste maand in Bethel zou worden gehouden
(een datum die hij eigenmachtig veranderde), een gelijksoortig feest als dat in Jeruzalem. Hij
offerde zelf op het altaar van de kalveren in Bethel en verbrandde reukwerk. Ook in Bethel wees
hij priesters aan die dienst moesten doen in de tempels op de heuvels.
In Juda
2 Kron. 11:13,14
LEVIETEN VLUCHTEN NAAR JUDA. De priesters en Levieten, die in Israël woonden, volgden
echter Rehabeam. Zij verlieten hun woonplaatsen en trokken naar Juda en Jeruzalem. Koning
Jerobeam had hen namelijk van hun functies ontheven en gezegd dat zij niet langer priesters van
de HERE mochten zijn.
2 Kron. 11:16,17 - Jeruzalem
ORTHODOXEN VLUCHTEN NAAR JUDA. Ook oprechte gelovigen uit heel Israël begonnen naar
Jeruzalem te verhuizen, omdat zij daar de HERE, de God van Israël, in vrijheid konden
aanbidden en offers brengen. Deze verhuizingen versterkten het koninkrijk van Juda zodanig, dat
koning Rehabeam drie jaar zonder verdere problemen kon blijven regeren. In die jaren
probeerden zij oprecht de HERE te gehoorzamen naar het voorbeeld van koning David en
koning Salomo.
In Israël
1 Kon. 13:1-3 - Bethel
PROFETIE TEGEN HET ALTAAR. Terwijl Jerobeam in Bethel bij het altaar stond om reukwerk voor
het gouden kalf te verbranden, kwam een profeet van de HERE uit Juda op hem af. Op bevel
van de HERE riep de profeet luid tegen het altaar: "Altaar, de HERE zegt dat een kind met de
naam Josia als nakomeling van David zal worden geboren en dat hij op u de priesters uit de
tempels op de heuvels, die hier komen om reukwerk te offeren, zal verbranden. Menselijke
botten zullen op u worden verbrand." Daarna verrichtte hij het volgende wonder als bewijs dat
zijn boodschap van de HERE afkomstig was: "Dit altaar zal in twee stukken splijten en de as die
erop ligt, zal op de grond vallen."
1 Kon. 13:4-6
JEROBEAMS ARM VERSTIJFT. De koning werd woedend op de profeet omdat hij dit had gezegd.
Hij schreeuwde naar zijn wachters: "Grijp die man!" en hij balde woedend zijn vuist naar hem. Op
hetzelfde moment verstijfde zijn arm, zodat hij hem niet meer kon terugtrekken. Tegelijkertijd
verscheen er een scheur in het altaar en viel alle as eraf, precies zoals de profeet had gezegd.
Dit was namelijk het bewijs van de profeet dat God door hem had gesproken.
"O alstublieft, alstublieft", riep de koning de profeet toe, "smeek de HERE, uw God, toch of Hij
mijn arm weer normaal wil maken." De profeet bad tot de HERE, waarop de arm van de koning
zich weer ontspande.
1 Kon. 13:7-10
PROFEET WEIGERT GASTVRIJHEID. De koning zei tegen de profeet: "Kom met mij mee naar het
paleis om uit te rusten en iets te eten. Ik wil u graag belonen omdat u mijn arm hebt genezen."
Maar de profeet antwoordde: "Ook al gaf u mij uw halve paleis, dan nog zou ik er niet naar
binnen gaan: ik zou hier zelfs nog geen brood eten of water drinken. Want de HERE heeft mij
verboden ook maar iets te eten of te drinken, zolang ik hier ben en mij gezegd niet naar Juda
terug te keren over dezelfde weg waarlangs ik ben gekomen." Dus ging hij langs een andere weg
terug.
1 Kon. 13:11-19
EEN LIEGENDE PROFEET. Nu wilde het geval dat in Bethel een oude profeet woonde. Zijn zonen
kwamen thuis en vertelden in geuren en kleuren wat de profeet uit Juda had gedaan en wat hij
tegen de koning had gezegd. "Waar is hij heengegaan?" wilde de oude profeet weten. Zij
vertelden het hem. "Snel, zadel de ezel", zei de oude man en toen zij dat hadden gedaan, reed
hij de profeet achterna en vond hem zittend onder een eik. "Bent u die profeet uit Juda?" vroeg
hij hem.
"Ja, dat ben ik inderdaad", antwoordde deze.
De oude man zei tegen hem: "Kom met mij mee naar huis om wat te eten."
Maar de profeet weigerde dat. "Dat kan ik niet doen", zei hij, "want het is mij niet toegestaan ook
maar iets te eten of te drinken in Bethel. De HERE heeft mij daarvoor streng gewaarschuwd, net
zoals Hij zei dat ik niet langs dezelfde weg naar huis mocht gaan."
Maar de oude man zei: "Ik ben ook een profeet, net als u. Een engel gaf mij een boodschap van
de HERE dat ik u mee naar huis moest nemen en u wat te eten en te drinken moest aanbieden."
Dit was echter een leugen. Zij gingen samen terug en de profeet kreeg wat te eten en te drinken
bij de oude man thuis.
1 Kon. 13:20-24
MAN VAN GOD VERMOORD. Plotseling, terwijl zij zo aan tafel zaten, kreeg de oude man een
boodschap van de HERE en hij riep de profeet uit Juda toe: "De HERE zegt dat uw lichaam niet
zal worden begraven in het graf van uw voorouders, omdat u Zijn duidelijke verbod hebt
overtreden door hier te komen en te eten en te drinken op een plaats waarvoor Hij u had
gewaarschuwd."
Na het eten zadelde de oude man de ezel van de profeet en deze hervatte zijn reis. Maar terwijl
hij op weg was, sprong plotseling een leeuw op hem af en doodde hem. Zijn lichaam lag op de
weg en de leeuw en de ezel stonden er naast.
1 Kon. 13:25-32
PROFEET BEGRAAFT ZIJN SLACHTOFFER. De mensen die daar voorbij kwamen en het lichaam
zagen liggen en de leeuw die er rustig naast stond, vertelden het in Bethel, waar de oude profeet
woonde.
Toen deze hoorde wat er was gebeurd, riep hij: "Dat is de profeet die de opdracht van de HERE
niet gehoorzaamde; daarom heeft de HERE hem laten doden door een leeuw."
Hij zei tegen zijn zonen: "Zadel mijn ezels." En dat deden zij. Hij vond het lichaam van de profeet
op de weg en de leeuw en de ezel stonden er nog steeds bij. Bovendien had de leeuw het
lichaam niet opgegeten en de ezel niet aangevallen. De profeet legde het lichaam op de ezel en
nam het mee terug naar de stad om te rouwen en het te begraven. Hij legde het lichaam in zijn
eigen graf en riep droevig: "Ach, mijn broeder."
Naderhand zei hij tegen zijn zonen: "Wanneer ik sterf, begraaf mij dan in het graf waarin de
profeet ligt. Leg mijn beenderen naast de zijne. Want de HERE droeg hem op Zijn woord tegen
het altaar in Bethel uit te roepen. Zijn vervloeking van de tempels in de steden van Samaria
zullen zeker bewaarheid worden."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- juni
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen