24 november


De eerste niet-Joodse bekeerlingen

Wanneer de kerk deze periode van vrede en verdere groei binnengaat, is de tijd rijp voor de uitvoering van Gods eeuwige plan in weer een nieuwe dimensie – de uitzaaiing van Gods genade onder de niet-Joden. Honderden jaren lang heeft Gods omgang met de mens zich geconcentreerd op de kleine natie Israël en haar Joodse bevolking. Maar God had hun vader Abraham beloofd dat met hem alle volken zouden worden gezegend. Jezus Zelf verkondigde dat Zijn reddende macht voor alle mensen bedoeld is. Maar noch de apostelen, noch de vroeg-Joodse Christenen hebben tot op dit moment de volledige consequenties van die boodschap begrepen.
Gods eeuwige plan is altijd al geweest dat alle mensen over de hele wereld, Joden en niet-Joden, Hem zouden leren kennen via Jezus Christus. Maar tot op dit moment zijn alleen Joden, of niet-Joodse bekeerlingen die proselieten worden genoemd, het doel geweest van de vroeg-evangelische inspanningen. Het benaderen van “heidense” niet-Joden lijkt ondenkbaar. Zelfs de apostel Petrus houdt vast aan dit bekrompen denkbeeld. Er zal daarom een bijzonder visioen van de Heer nodig zijn om hem ervan te overtuigen dat ook niet-Joden inbegrepen zijn in Gods plan.
De eerste niet-Joodse ontvanger van de evangelieboodschap is een vrome Romeinse legerleider, Cornelius genaamd. Vanwege de onophoudelijke gebeden van Cornelius leidt God Petrus tot het vertellen van het goede nieuws van Jezus aan Cornelius. De aanvankelijke weifeling van Petrus wordt overwonnen wanneer de Heilige Geest neerdaalt op Cornelius en zijn huishouden – een gebeurtenis die Petrus later zal gebruiken om zijn optreden te verdedigen tegenover zijn Joodse broeders die vragen stellen over zijn omgang met niet-Joden. Met deze gebeurtenis is het nieuwe tijdperk aangebroken waarin Gods genade voor de hele mensheid onvervaard wordt gepredikt. Korte tijd later beginnen andere Christenen de Grieken te onderwijzen in Antiochië, ten noorden van Jeruzalem. Vervolgens wordt Barnabas door de kerk in Jeruzalem naar Antiochië gestuurd om onder de niet-Joden te werken en Barnabas roept de hulp in van Saulus. Zo groeien de bediening van de kerk onder de niet-Joden en de broederlijke band binnen de kerk gestaag. Deze groei is zelfs zó sterk dat de niet- Joodse Christenen in Antiochië vrijwillig voorzien in de behoeften van de Joodse Christenen in Judea, wanneer die te kampen hebben met financiële nood.
Lukas begint met het verslag over de opwekking uit de dood van een vrouw door Petrus. Petrus is zich er niet van bewust dat hij spoedig betrokken zal zijn bij een nog belangrijker gebeurtenis.

Hand. 9:32-35 - Lydda, Saron
AENEAS GENEZEN VAN VERLAMMING. Petrus maakte een rondreis langs alle plaatsen waar volgelingen van Jezus woonden en kwam ook in de stad Lydda. Daar trof hij Aeneas aan, een verlamde man die al acht jaar op bed had gelegen. Petrus zei tegen hem: "Jezus Christus geneest u, Aeneas. Kom uit uw bed en maak het zelf op." De man stond onmiddellijk op. Toen de bewoners van Lydda en Saron hem gezond en wel zagen rondlopen, bekeerden zij zich ook tot de Here Jezus.

Hand. 9:36-43 - Joppe
DORCAS UIT DOOD OPGEWEKT. In de stad Joppe woonde een volgelinge van Jezus, die Tabitha heette (in het Grieks Dorcas). Deze vrouw deed heel veel goeds, in het bijzonder voor de armen. Zij werd in die tijd ziek en stierf. Nadat men haar gewassen had, werd zij in een kamer op de bovenverdieping gelegd. De volgelingen van Jezus in die stad hadden gehoord dat Petrus in Lydda was, daar niet ver vandaan. Daarom stuurden zij twee mannen naar hem toe met de vraag of hij zo vlug mogelijk naar Joppe wilde komen.
Petrus maakte zich meteen klaar en ging met hen mee. Zodra hij bij het huis aankwam, werd hij naar boven gebracht, naar de kamer waar Dorcas lag. Alle weduwen in de kamer kwamen huilend om hem heen staan en lieten hem de jurken en mantels zien, die Dorcas voor hen had gemaakt.
Maar Petrus stuurde iedereen de kamer uit, knielde neer en bad. Daarna zei hij tegen de dode vrouw: "Tabitha, sta op!" Zij deed haar ogen open en toen ze Petrus zag, ging zij zitten. Petrus nam haar bij de hand en hielp haar opstaan. Daarna riep hij de volgelingen van Jezus en de weduwen binnen en zei: "Kijk, zij leeft weer." De hele stad hoorde ervan en velen gingen in de Here Jezus geloven. Petrus bleef nog een tijd in Joppe en logeerde bij Simon, een leerlooier.

Hand. 10:1-8 - Caesarea
CORNELIUS HEEFT VISIOEN. In Caesarea woonde Cornelius, de commandant van het zogenaamde Italiaanse regiment. Deze man was erg gelovig. Hij en zijn hele gezin hadden diep ontzag voor God. Hij gaf veel weg aan de armen en was een man van gebed. Op een middag, om een uur of drie, kreeg hij een visioen. Hij zag duidelijk een engel binnenkomen, die voor hem ging staan en zei: "Cornelius!"
Cornelius keek hem met grote ogen aan en begon bang te worden. "Ja, heer", stamelde hij. "Wat is er?"
De engel zei: "God heeft uw gebeden gehoord en Hij heeft gezien wat u voor de armen hebt gedaan. Stuur een paar mannen naar Joppe om een zekere Petrus te zoeken en hem te vragen naar uw huis te komen. Hij logeert bij Simon, de leerlooier die aan zee woont."
Zodra de engel weg was, riep Cornelius twee van zijn huisknechten en één van zijn lijfwachten, een gelovig man. Hij vertelde hun wat er gebeurd was en stuurde hen naar Joppe.

Hand. 10:9-16 - Joppe
PETRUS HEEFT VISIOEN. De volgende dag, terwijl de mannen Joppe naderden, ging Petrus het platte dak van het huis op om te bidden. Het was omstreeks het middaguur en omdat hij honger had, wilde hij graag iets eten. Terwijl het eten werd klaargemaakt, raakte hij buiten zichzelf. Hij zag de hemel open en er kwam iets naar beneden wat op een groot kleed leek. Het werd aan de vier hoeken vastgehouden en op de aarde neergelaten. Op het kleed lagen allerlei dieren: Zoogdieren, reptielen en vogels. Een stem uit de hemel zei: "Sta op, Petrus! U mag er zoveel van slachten en eten als u wilt."
"Maar, Here", zei Petrus. "Ik heb nog nooit iets gegeten wat voor een Jood verboden is."
De stem kwam opnieuw: "Als God zegt dat u iets mag eten, dan mag u het eten!"
Dit gebeurde drie keer en toen werd het kleed weer in de hemel opgetrokken.

Hand. 10:17-23a
CORNELIUS' MANNEN BEREIKEN PETRUS. Petrus wist er niet goed raad mee. Hij vroeg zich af wat dat visioen kon betekenen. Op datzelfde moment stonden er enkele mannen voor de deur, die gestuurd waren door Cornelius. Zij hadden het huis van de leerlooier Simon gevonden en vroegen of daar ook een zekere Petrus logeerde.
Terwijl Petrus nog over het visioen zat na te denken, zei de Geest tegen hem: "Petrus, er zijn enkele mannen voor u. Sta op, ga naar beneden en aarzel niet met hen mee te gaan, want Ik heb hen gestuurd."
Petrus ging naar beneden. "U zoekt mij", zei hij tegen de mannen, "maar waarom eigenlijk?"
Zij antwoordden: "Wij zijn gestuurd door Cornelius, een Romeins officier uit Caesarea. Hij is een goed man en heeft diep ontzag voor God. Hij wordt door de Joden op handen gedragen. Nu heeft een engel van God hem gezegd dat hij u moest vragen bij hem thuis te komen om te luisteren naar wat u te zeggen hebt." Petrus vroeg de mannen binnen te komen en nodigde hen uit te blijven slapen.

Hand. 10:23b-29
PETRUS GAAT NAAR CORNELIUS. De volgende morgen maakte hij zich klaar en ging met hen mee, samen met enkele andere volgelingen van Jezus uit Joppe. De dag daarop kwamen zij in Caesarea aan. Cornelius, die zijn familie en zijn beste vrienden bijeen had geroepen, stond al te wachten. Toen Petrus binnenkwam, liep Cornelius naar hem toe en viel op zijn knieën. Maar Petrus trok hem overeind en zei: "Sta op! Ik ben ook maar een mens!"
Al pratend kwamen zij in de kamer waar alle genodigden bij elkaar waren. Petrus nam het woord en zei: "U weet vast wel dat het mij als Jood verboden is met mensen van een ander volk om te gaan. Maar God heeft mij duidelijk gemaakt dat ik niemand minderwaardig of onrein mag vinden. Daarom ben ik zonder aarzelen meegegaan toen u mij liet vragen bij u te komen. Maar ik ben wel benieuwd waarom u dat hebt gedaan."

Hand. 10:30-33
VISIOEN VAN CORNELIUS. Cornelius antwoordde: "Vier dagen geleden was ik 's middags rond drie uur hier in huis aan het bidden. Ineens stond er een man voor me, met schitterend witte kleren aan. 'Cornelius', zei hij, 'God heeft uw gebeden gehoord en Hij is niet vergeten wat u voor de armen hebt gedaan. Stuur enkele mannen naar Joppe om een zekere Petrus te halen. Hij logeert bij Simon, de leerlooier die aan zee woont'. Ik heb meteen een paar mannen naar u toe gestuurd. Fijn dat u gekomen bent. Wij zijn hier in de tegenwoordigheid van God en wachten met spanning op wat u namens Hem zult zeggen."

Hand. 10:34-43
PETRUS VERKONDIGT JEZUS. Petrus zei: "Het is mij nu pas echt duidelijk dat God geen onderscheid maakt tussen mensen. Hij aanvaardt ieder die ontzag voor Hem heeft en die doet wat Hij wil, ongeacht tot welk volk die persoon behoort. Hij heeft het volk van Israël de heerlijke boodschap van vrede gebracht, door Jezus Christus, de Here van allen. U weet wel wat er in Israël is gebeurd. Het begon in Galilea, niet lang nadat Johannes de Doper de mensen opriep zich te laten dopen. U hebt vast wel gehoord van Jezus van Nazareth, de Man aan wie God de Heilige Geest en grote kracht gaf. Hij trok het land door en deed heel veel goeds. Hij genas alle mensen die in de macht van de duivel leefden, want God was met Hem.
Wij hebben met eigen ogen gezien wat Hij allemaal heeft gedaan, zowel in Jeruzalem als in heel Israël. Het volk heeft Hem gedood door Hem te kruisigen. Maar God heeft Hem op de derde dag na Zijn dood weer levend gemaakt en Hem aan enkele mensen laten zien, aan getuigen, die tevoren door God waren uitgekozen; niet aan het grote publiek, maar aan ons, die met Hem hebben gegeten en gedronken, nadat Hij uit de dood was opgestaan. Hij heeft ons opdracht gegeven dit nieuws bekend te maken en de mensen te verzekeren dat Jezus door God is aangesteld om recht te spreken over de levenden en de doden. Alle profeten hebben over Hem gesproken. Zij hebben verklaard dat ieder die in Hem gelooft, door Zijn naam vergeving van zonden krijgt."

Hand. 10:44-48
CORNELIUS GEDOOPT. Terwijl Petrus nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die naar hem luisterden. De Joodse volgelingen van Jezus, die met Petrus waren meegekomen, waren verbaasd dat de Heilige Geest ook over mensen van een ander volk was uitgegoten. Maar er was geen twijfel mogelijk, want zij hoorden hen in vreemde talen spreken en God verheerlijken.
"Wie kan er nog bezwaar tegen hebben dat deze mensen gedoopt worden", zei Petrus, "nu zij, net als wij, de Heilige Geest hebben ontvangen?" Hij gaf de andere volgelingen van Jezus opdracht hen in de naam van Jezus Christus te dopen. Cornelius vroeg hem nog een paar dagen te blijven.

Hand. 11:1-18 - Jeruzalem
PETRUS REAGEERT OP VRAGEN. De overige apostelen en de volgelingen van Jezus die in Israël woonden, hoorden dat nu ook mensen van een ander volk het woord van God hadden aangenomen. Toen Petrus weer in Jeruzalem kwam, maakten zij hem het verwijt dat hij met mensen van een ander volk was omgegaan en zelfs met hen had gegeten.
Petrus legde hun uit wat er precies gebeurd was. Hij vertelde eerst dat hij in Joppe had gelogeerd. "Terwijl ik daar aan het bidden was", zei hij, "kreeg ik een visioen. Ik zag iets neerdalen wat op een groot kleed leek. Het werd aan de vier hoeken uit de hemel neergelaten tot vlak voor mijn voeten. Toen ik erin keek, zag ik allerlei zoogdieren, reptielen en vogels. Ik hoorde een stem tegen mij zeggen: 'Sta op, Petrus! U mag er net zoveel van slachten en eten als u wilt.'
Maar ik antwoordde: 'Nee, Here, ik heb nog nooit iets gegeten wat mij als Jood verboden is.'
Maar de stem kwam nog een keer: 'Als God zegt dat u iets mag eten, mag u het eten!' Dit gebeurde drie keer en toen werd het kleed met de dieren weer in de hemel opgetrokken.
Op dat moment kwamen er drie mannen aan bij het huis waar ik logeerde. Zij waren door iemand uit Caesarea gestuurd om mij te halen. De Geest zei dat ik zonder aarzelen met hen moest meegaan. En deze zes broeders besloten met mij mee te reizen. Toen wij bij die man in Caesarea thuis kwamen, vertelde hij ons dat hij een engel had gezien. De engel was voor hem gaan staan en had gezegd: 'Stuur een paar mannen naar Joppe om een zekere Petrus te halen. Die zal u en al uw huisgenoten vertellen hoe u gered kunt worden.'
Ik had nauwelijks iets gezegd of de Heilige Geest viel op hen, net als in het begin op ons. Dat deed mij denken aan iets wat de Here eens tegen ons heeft gezegd: 'Johannes doopte met water, maar u zult met de Heilige Geest gedoopt worden.' Als God hun dezelfde gave heeft gegeven als ons, die al in de Here Jezus Christus geloofden, wie ben ik dan dat ik God zou kunnen tegenhouden?"
Toen de anderen dit hoorden, waren zij gerustgesteld. Zij loofden God. "Het is dus ook voor andere volken", zeiden zij. "God laat ook onder hen mensen tot bekering komen, zodat zij eeuwig leven hebben."

Hand. 11:19-21
EVANGELIE IN ANTIOCHIE GEPREDIKT. De gelovigen die na de marteldood van Stefanus voor de vervolging gevlucht waren, kwamen onder andere in Fenicië, Cyprus en Antiochië. Overal vertelden zij de Joden over Jezus; alleen aan de Joden en aan niemand anders. Maar sommigen van die vluchtelingen waren afkomstig uit Cyprus en Cyrene. Toen zij in Antiochië kwamen, spraken zij ook met niet-Joodse mensen en vertelden hun over de Here Jezus. En de Here werkte machtig met hen mee, zodat veel van die mensen ook in Hem gingen geloven en zich tot Hem bekeerden.

Hand. 11:22-26 - Antiochië
BARNABAS EN SAULUS IN ANTIOCHIE. De volgelingen van Jezus in Jeruzalem hoorden ervan en stuurden Barnabas naar Antiochië. Toen hij daar aankwam en zag wat voor grote dingen God deed, was hij heel blij. Hij spoorde allen aan eens en voorgoed te besluiten de Here trouw te blijven, wat het hun ook zou kosten. Barnabas was een goed man, vol van de Heilige Geest en met een sterk geloof. Daarna werden nog veel meer mensen volgelingen van Jezus.
Barnabas vertrok naar Tarsus om Saulus op te zoeken. Toen hij hem had gevonden, ging hij met hem naar Antiochië. Daar waren zij samen een heel jaar bij de volgelingen van Jezus te gast en gaven vele mensen onderwijs. In Antiochië werden de volgelingen van Jezus Christus voor het eerst 'christenen' genoemd.

Hand. 11:27,28 - Antiochië
AGABUS VOORSPELT HONGERSNOOD. In die tijd kwamen er uit Jeruzalem enkele profeten naar Antiochië. Eén van hen, Agabus, voorspelde dat er een grote hongersnood in dat gebied zou komen; de Heilige Geest had hem dat duidelijk gemaakt. Die hongersnood kwam inderdaad tijdens de regering van keizer Claudius.

Hand. 11:29,30 - Jeruzalem
GIFTEN VOOR JERUZALEM. Daarom besloten de christenen van Antiochië hun geloofsgenoten in Judea te helpen. Ieder van hen gaf zoveel als hij kon missen. En zij stuurden Barnabas en Saulus naar de leiders van de christenen in Jeruzalem om de gift te overhandigen.

Vervolging door Herodes Agrippa I

De kalme periode waarin de kerk in staat is om niet-Joden met het goede nieuws te bereiken zal niet lang duren. Koning Herodes Agrippa I zal al snel politiek voordeel zien in het aanzetten tot een nieuwe vervolging van deze gelovigen, die nu Christenen worden genoemd. Voor Agrippa moet vervolging wel een bekend gebruik zijn geweest: zijn grootvader Herodes de Grote had bevel gegeven tot de dood van alle kleine kinderen in Bethlehem en zijn oom Herodes Antipas had Johannes de Doper laten onthoofden en had samen met Pontius Pilatus Jezus bespot. Agrippa is de zoon van Aristobulus, die in opdracht van zijn eigen vader (Herodes de Grote) was vermoord. Agrippa's ooms Archelaüs, Filippus en Antipas heersten over de diverse provincies van het koninkrijk, maar zij zijn nu of gestorven of van hun troon verbannen. Hun vertrek heeft ertoe geleid dat Herodes Agrippa nu in zijn eentje regeert over hetzelfde grondgebied als Herodes de Grote.
Een van de dingen die Agrippa tijdens deze periode van vervolging doet, is het oppakken en terechtstellen van Jakobus, de broer van Johannes. Petrus wordt in het gevang gezet en hem staat waarschijnlijk hetzelfde lot te wachten. Maar Petrus zal door een wonder gered worden. Het is ironisch dat de boosaardigheid van Herodes tot zijn eigen dood zal leiden en dat de kerk zal blijven groeien ondanks Agrippa's pogingen om deze groei in de kiem te smoren.

Hand. 12:1-5 - Jeruzalem
JAKOBUS GEDOOD. Ongeveer in dezelfde tijd pakte koning Herodes enkele christenen op met de bedoeling hen te mishandelen. Jakobus, de broer van Johannes, liet hij doden door het zwaard. Toen Herodes merkte dat de Joodse leiders daarmee van harte instemden, ging hij verder en liet ook Petrus gevangen nemen. Maar omdat het juist Pasen was, zette hij hem voorlopig in de gevangenis. Hij liet hem bewaken door zestien soldaten, die om de beurt, met z'n vieren, de wacht moesten houden. Want Herodes wilde Petrus pas na het Paasfeest in het openbaar laten terechtstaan.
Daarom bleef Petrus in de gevangenis. De christenen waren voortdurend bijeen en baden voor hem tot God.

Hand. 12:6-11
ENGEL REDT PETRUS. De nacht voordat hij zou terechtstaan, lag Petrus tussen twee soldaten in te slapen. Hij was met twee kettingen aan hen vastgemaakt. Voor de deur van de cel stonden ook nog twee soldaten op wacht. Ineens was er een licht in de cel. Er stond een engel van God en hij stootte Petrus in de zij. "Sta op, Petrus", zei hij. "Maak voort!" Op hetzelfde ogenblik vielen de kettingen van zijn polsen.
De engel zei tegen hem: "Maak uw riem vast en doe uw sandalen aan." Petrus deed het. "Sla nu uw mantel om en kom mee", zei de engel. Zonder na te denken liep Petrus achter hem aan. Hij had niet door dat het echt een engel was, die hem uit de gevangenis leidde. Hij dacht dat hij droomde. Zij liepen langs de eerste wacht, toen langs de tweede en bereikten tenslotte de grote ijzeren poort die op straat uitkwam. De poort ging vanzelf voor hen open en zij stapten naar buiten. De engel liep één straat met Petrus mee en liet hem toen alleen.
Daardoor kwam Petrus tot zichzelf. "Het is dus toch echt!" zei hij. "Nu weet ik dat God Zijn engel heeft gestuurd om mij uit de handen van Herodes te redden en mij te beschermen tegen de Joden."

Hand. 12:12-17
PETRUS VERTELT OVER REDDING. Hij dacht even goed na en ging toen naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Markus. Daar waren veel christenen bijeen om te bidden. Hij klopte aan en een dienstmeisje, Rhodé, kwam naar de deur. Toen zij Petrus' stem herkende, holde zij meteen naar binnen en riep: "Petrus is er!" Ze was zo opgewonden dat zij vergat de deur open te doen.
De anderen zeiden schamper: "Je bent niet wijs!" Maar het meisje hield vol dat het Petrus was. "Dan moet het zijn beschermengel zijn", antwoordden zij.
Petrus bleef net zo lang kloppen tot zij aan de deur kwamen. Toen zij hem binnenlieten, zagen ze tot hun grote verbazing dat hij het echt was. Hij maakte een gebaar dat zij moesten zwijgen en vertelde toen hoe de Here hem uit de gevangenis had bevrijd. "Vertel Jakobus en de andere broeders wat er is gebeurd", zei hij. Daarna ging hij weg naar een veiliger plaats.

Hand. 12:18,19a
HERODES LAAT BEWAKERS DODEN. Bij het aanbreken van de dag was er grote opschudding onder de soldaten. Wat kon er met Petrus gebeurd zijn? Herodes liet hem overal zoeken. Toen hij niet gevonden werd, liet Herodes de zestien soldaten voor de krijgsraad komen en veroordeelde hen ter dood.

Hand. 12:19b-23 - Caesarea
HERODES STERFT VANWEGE ZIJN TROTS. Daarna verliet Herodes de provincie Judea en ging voor een poos naar Caesarea. Terwijl hij daar was, stuurden de steden Tyrus en Sidon een delegatie naar hem toe. Zij hadden zich namelijk om de een of andere reden de woede van Herodes op de hals gehaald. Omdat hun voedsel uit het gebied van Herodes moest komen, kregen zij Blastus, de secretaris van de koning, zover dat hij Herodes namens hen om vrede vroeg.
Op een daarvoor vastgestelde dag trok Herodes zijn koninklijke mantel aan, ging op zijn troon zitten en sprak hen toe. Zij juichten hem toe: "Dat is de stem van een god en niet van een mens!"
Op hetzelfde ogenblik sloeg een engel van God hem neer, omdat hij zich liet vereren en niet de eer aan God gaf. Hij werd van binnenuit opgevreten door wormen en stierf.

Hand. 12:24,25 - Antiochië
JOHANNES MARKUS NAAR ANTIOCHIE GEBRACHT. Het nieuws over Jezus Christus verspreidde zich snel en vele mensen gingen in Hem geloven. Nadat Barnabas en Saulus de gift aan de christenleiders in Jeruzalem hadden overhandigd, gingen zij terug naar Antiochië en namen Johannes Markus mee.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- november



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen