Thuis >> 1 november
1 november
Wonderen en menigten
De bediening van Jezus gaat bijna het tweede jaar in. Jezus bereikt een hoogtepunt wat Zijn populariteit onder
de menigten betreft. Hij verbaast een mensenmassa van meer dan 5000 mensen door hen allemaal te voeden
met slechts een handvol broden en enkele vissen. Na dat vertoon staan zij op het punt Hem tot koning uit te
roepen, maar natuurlijk hebben zij de aard van Zijn koninkrijk niet goed begrepen. Wanneer Jezus zegt dat Hij
het echte brood van het leven is en dat zij Zijn vlees moeten eten, voelen velen zich beledigd en keren zich van
Hem af. Zij zijn in staat Jezus te aanvaarden als een populaire volksheld die wonderen verricht, maar zijn niet
bereid om de vereisten van echt discipelschap te accepteren.
Jezus vervolgt Zijn dialoog met de Farizeeërs en wijst op het gevaar van legalisme, vooral op het gebied van
traditionele doctrinaire regels die niet in de wet staan. Natuurlijk zijn zij Jezus vijandig gezind vanwege Zijn
veroordeling van hun georganiseerde religie en de bedreiging die Hij vormt voor hun politieke macht. De
oppositie in Judea groeit zo sterk dat de politieke en religieuze leiders van die streek Jezus willen vermoorden.
Daarom blijft Jezus nog een tijdje in Galilea. Hij verlaat dat gebied kennelijk niet eens om het Paschafeest in
Jeruzalem te vieren dat in deze tijd plaatsvindt.
Ondanks deze oppositie is het indrukwekkend dat Jezus de harten van het gewone volk zo massaal heeft
weten te winnen. De profeten uit de oudheid predikten eveneens rechtschapenheid en spraken eveneens
oordelen uit over valse religieuze leiders, maar geen van hen was zo populair bij het volk als Jezus. Wie van de
profeten kon Jezus' inzicht evenaren? Wie van de profeten kon Jezus' persoonlijke rechtschapenheid
benaderen? En wie van de profeten wilden de mensen tot koning kronen? Deze Jezus is niet zomaar weer een
profeet, maar Hij is de Messias over wie alle andere profeten hebben geprofeteerd.
Mat. 14:14, Mar. 6:34, Luk. 9:11b, Joh. 6:2-4
JEZUS ONDERWIJST MENIGTE. Mk Toen Jezus uit de boot stapte, zag het op de oever zwart van
de mensen, die uit de dorpen en steden waren gekomen. Hij had met hen te doen, het leek net
een kudde schapen zonder herder. Daarom vertelde Hij hun weer over God. Lk Jezus bleef
vriendelijk en vertelde hun over het Koninkrijk van God en genas degenen die ziek waren. Jo Het
was vlak voor het Joodse Paasfeest.
Mat. 14:15-21, Mar. 6:35-44, Luk. 9:12-17, Joh. 6:5-14 (Derde Paschafeest, april, 29 n.C.)
VIJFDUIZEND GEVOED. Mk Tegen de avond zeiden Zijn discipelen: "Het is al laat. U moet de
mensen maar wegsturen, dan kunnen ze naar de dorpen en boerderijen gaan om eten te kopen.
Hier kunnen zij niets krijgen; er woont hier niemand." Jo Toen Jezus al die mensen zag
aankomen, vroeg Hij aan Filippus: "Waar kunnen wij brood vandaan halen om die mensen te
eten te geven?" Niet dat Jezus eten wilde kopen. Hij was iets anders van plan, maar was alleen
benieuwd wat Filippus zou antwoorden.
Filippus zei: "Al kopen wij voor 200 zilverstukken brood, dan hebben wij nog niet genoeg om
iedereen te eten te geven."
Andreas mengde zich in het gesprek. "Hier is een jongen, die vijf gerstebroden en twee
gedroogde vissen heeft. Maar wat hebben wij daaraan voor zoveel mensen?" Mk Jezus zei tegen
de mensen dat zij in groepen in het gras moesten gaan zitten. Even later zaten zij op het gras in
groepen van vijftig en honderd personen. Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek op naar
de hemel en dankte God voor dit eten. Daarna brak Hij de broden in stukken. Zijn discipelen
moesten die uitdelen onder de mensen. Ook de vissen verdeelde Hij. Iedereen at tot hij genoeg
had. Er waren heel veel mensen. Het aantal mannen alleen al bedroeg 5000. Na de maaltijd
werd het overschot opgehaald en in manden gedaan. Twaalf manden vol! Jo Het drong tot de
mensen door dat Hij iets geweldigs had gedaan. "Ja", zeiden zij, "Hij moet de Profeet zijn, die
komen zou!"
Mat. 14:22,23a, Mar. 6:45,46, Joh. 6:15-17a
KONINGSCHAP VERMEDEN. Mk Hierna zei Jezus tegen Zijn discipelen dat zij vlug moesten
overvaren naar Bethsaïda. Hij zou later komen, maar wilde eerst de mensen naar huis sturen. Jo
Omdat Jezus merkte dat de mensen Hem wilden dwingen hun koning te worden, ging Hij alleen
de bergen in.
Mat. 14:23b-27, Mar. 6:47-50, Joh. 6:17b-21
JEZUS LOOPT OVER WATER. Mt Het werd donker en de discipelen waren al ver op het meer. Jo
Plotseling begon het vreselijk te waaien en kwamen er hoge golven op het meer. Mk Jezus zag
hoe zij tegen de wind in moesten roeien. Hij liep over het meer naar hen toe en wilde hun
voorbijgaan. Jo Nadat zij ongeveer vijf kilometer geroeid hadden, zagen zij Jezus over het water
lopen. Hij kwam naar hun boot toe. Mk Zij schrokken vreselijk en dachten dat ze een spook zagen.
Zij schreeuwden van angst.
Jezus kalmeerde hen meteen. "Ik ben het", zei Hij, "wees maar niet bang."
Mat. 14:28-33, Mar. 6:51,52 - Meer van Tiberias
PETRUS LOOPT OVER WATER. Mt Petrus riep: "Here, als U het werkelijk bent, zeg dan dat ik over
het water naar U toe mag komen!"
"Goed", riep Jezus. "Kom maar!"
Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar hij besefte ineens dat er
een heel harde wind stond. De golven waren erg hoog! De schrik sloeg hem om het hart en hij
begon te zinken. "Here, help mij!" schreeuwde hij.
Jezus stak hem Zijn hand toe en trok hem uit het water. "Och, twijfelaar", zei Hij, "waarom heb je
zo weinig vertrouwen in Mij?"
Zodra zij in de boot stapten, ging de wind liggen. Mk De discipelen waren met stomheid geslagen.
Hier konden ze niet bij. Want ze begrepen nog steeds niet wie Hij was. Zelfs niet na het wonder
met de broden dat ze 's avonds hadden gezien. Mt De anderen bogen zich vol ontzag voor Jezus
neer. "U bent inderdaad de Zoon van God!" zeiden zij.
Mat. 14:34-36, Mar. 6:53-56 - Vlakte van Gennésareth
WONDEREN TE GENNESARETH. Zij meerden bij Gennésareth af en gingen aan land. De mensen
die op de kant stonden, herkenden Jezus onmiddellijk. Zij vertelden overal in de omtrek dat Hij er
was en begonnen zieken naar Hem toe te dragen. Waar Hij ook kwam (in dorpen, steden of
gehuchten) overal legde men de zieken op straat. Overal smeekte men Hem of de zieken de
kwast van Zijn mantel mochten aanraken. En alle zieken die Hem aanraakten, werden genezen.
Joh. 6:22-24
OVERSTEEK VAN JEZUS EEN MYSTERIE. De volgende morgen kwamen weer heel veel mensen
naar de plaats waar Jezus het brood had uitgedeeld. Zij dachten dat Hij daar nog zou zijn, omdat
Zijn discipelen de vorige dag alleen waren weggevaren. Maar toen zij zagen dat Jezus er niet
was, stapten zij in een paar boten die uit Tiberias waren gekomen en staken over naar
Kapernaüm om Jezus te zoeken.
Joh. 6:25-40 - Kapernaüm
UITEENZETTING OVER BROOD VAN HET LEVEN. Toen zij Hem daar vonden, vroegen zij: "Meester,
wanneer bent U hier aangekomen?"
"Ik weet wel waarom u Mij zoekt", antwoordde Hij. "U komt niet om de wonderen die u hebt
gezien, maar omdat Ik u volop te eten heb gegeven. Maak u toch niet zo druk om gewoon
voedsel. Het is zo verteerd en snel bedorven. Werk voor het voedsel, dat blijft en waardoor u
eeuwig leven krijgt. Ik zal u dat geven. Dat heeft God Mij opgedragen."
Zij vroegen: "Hoe kunnen wij doen wat God wil?"
Jezus antwoordde: "U moet in Mij geloven. Dat is de wil van God, want Ik ben door Hem
gestuurd."
"Bewijs dat dan eens", zeiden zij. "Geef ons een teken van Uw macht. Wat doet U dan voor
werk? Onze voorouders hadden in de woestijn steeds te eten. Er staat in de Boeken dat zij van
Mozes brood uit de hemel kregen."
Jezus zei: "Dat brood uit de hemel hebben zij niet van Mozes gekregen, maar van mijn Vader.
Want het brood van God is Hij, Die uit de hemel is gekomen. Hij geeft het leven aan deze
wereld."
"Here", zeiden zij. "Dat brood willen wij altijd wel hebben."
Jezus antwoordde: "Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt, zal nooit meer honger
krijgen. Wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen. U hebt Mij gezien en toch gelooft u Mij
niet. Dat heb Ik u trouwens al eens eerder gezegd. Alle mensen die de Vader Mij geeft, zullen
naar Mij toekomen. En als iemand bij Mij komt, zal Ik hem nooit wegsturen. Ik ben niet uit de
hemel gekomen om mijn eigen wil te doen, maar de wil van God Die Mij gestuurd heeft. God wil
niet dat Ik één van deze mensen, die Hij aan Mij gegeven heeft, verlies, maar dat Ik ze op de
laatste dag uit de dood terughaal. Mijn Vader wil dat ieder die inziet wie Zijn Zoon is en op Hem
vertrouwt, eeuwig leven heeft. Ik zal hen op de laatste dag uit de dood terughalen."
Joh. 6:41-51
JODEN VECHTEN BEWERING AAN. De Joden begonnen onrust te stoken, omdat Hij had gezegd:
"Ik ben het brood dat uit de hemel is gekomen." Zij zeiden tegen elkaar. "Die man is niemand
anders dan Jezus, de zoon van Jozef. Wij kennen Zijn vader en moeder! Hoe durft Hij dan te
zeggen dat Hij uit de hemel is gekomen?"
"Houd op met dat gemopper", zei Jezus. "Niemand kan bij Mij komen als de Vader hem niet
zover brengt. En op de laatste dag zal Ik hem uit de dood terughalen. De profeet Jesaja heeft
geschreven: 'Zij zullen allemaal door God onderwezen worden.' Ieder die de stem van God hoort
en naar Hem luistert, komt bij Mij. Niet dat ooit iemand de Vader heeft gezien. Alleen Ik heb Hem
gezien, want Ik kom bij Hem vandaan. Luister goed: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben
het brood, dat leven geeft. Uw voorouders hebben in de woestijn brood uit de hemel gegeten en
zijn toch gestorven. Maar met dit brood uit de hemel is het anders. Wie hiervan eet, zal niet
sterven. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is gekomen. Wie van dit brood eet, zal altijd
blijven leven. Het brood dat Ik voor het leven van de wereld zal geven, is mijn lichaam."
Joh. 6:52-59
JOODSE VRAGEN OVER ETEN VAN VLEES. De Joden kregen hierover ruzie onder elkaar. "Hoe
kan Hij ons Zijn lichaam te eten geven?" zeiden zij.
"Ik zeg het nog eens", zei Jezus. "Als u mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt, is er geen
leven in u. Maar wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven. Zo iemand zal Ik op
de laatste dag uit de dood terughalen. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte
drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik blijf in hem. Ik leef door de kracht
van de Vader, Die Mij gestuurd heeft. Als iemand Mij eet, zal hij leven door mijn kracht. Ik ben het
brood dat uit de hemel is gekomen. Wie het eet, zal altijd blijven leven. Het is heel ander brood
dan uw voorouders vroeger hebben gekregen, want die zijn tenslotte toch gestorven." Hij zei
deze dingen terwijl Hij in een synagoge van Kapernaüm aan het woord was.
Joh. 6:60-66
BELEDIGDE VOLGELINGEN VERLATEN JEZUS. Veel van Zijn volgelingen hadden moeite met deze
woorden. "Wat is Hij hard", zeiden zij. "Wie kan dit nu begrijpen?"
Jezus wist wel dat zij hierover bezig waren en vroeg hun: "Erger Ik u met mijn woorden? En als u
Mij naar de hemel ziet teruggaan, wat dan? Het leven wordt door de Heilige Geest gegeven;
lichamelijk leven heeft op zichzelf geen nut. Wat Ik gezegd heb, is zowel geest als leven. Maar
sommigen van u geloven Mij niet." Want Jezus wist allang wie Hem niet vertrouwden en wie Hem
zou verraden. Hij zei: "Daarom heb Ik u gezegd dat niemand bij Mij kan komen als de Vader hem
niet zover brengt."
Vanaf dat moment gingen veel van Zijn volgelingen niet meer met Jezus mee. Zij wilden niets
meer met Hem te maken hebben.
Joh. 6:67-71 - Kapernaüm
PETRUS BEVESTIGT ZIJN GELOOF. "Willen jullie niet ook liever weggaan?" vroeg Jezus aan Zijn
twaalf discipelen.
Simon Petrus antwoordde: "Naar wie moeten wij toegaan, Here? U bent de enige Die ons over
het eeuwige leven kan vertellen. Wij geloven en zullen openlijk getuigen dat U de Zoon van God
bent."
Jezus zei: "Ik heb jullie alle twaalf uitgekozen, maar één van jullie is een duivel." Daarmee
bedoelde Hij Judas, de zoon van Simon Iskariot. Die zou Hem later verraden!
Mat. 15:1-9, Mar. 7:1-13 (lente, 29 n.C.)
TRADITIE VEROORDEELD. Op een dag kwamen er enkele Farizeeërs en godsdienstleraars uit
Jeruzalem bij Jezus. Zij zagen dat sommige van Zijn discipelen voor het eten hun handen niet
wasten. De Joden, vooral de Farizeeërs, zullen niets eten als ze niet eerst hun handen hebben
gewassen. Dat hoort zo volgens hun oude traditie. Als zij van de markt komen, wassen zij zich
eerst en gaan dan pas eten. Er zijn veel van die oude gewoonten, waaraan zij nog altijd
vasthouden. Zo spoelen zij ook bekers, potten en pannen af voordat zij die gebruiken.
De Farizeeërs en godsdienstleraars vroegen aan Jezus: "Waarom trekken Uw discipelen zich
niets aan van de oude traditie? Zij hebben voor het eten niet eens hun handen gewassen."
Hij antwoordde: "Huichelaars! De profeet Jesaja had gelijk toen hij zei:
Deze mensen kunnen heel mooi over God praten,
maar in hun hart moeten zij niets van Hem hebben.
Zij eren Hem voor de schijn.
De wetten en regels die ze de mensen opleggen, komen niet van God.'
U houdt vast aan de traditie, maar aan Gods opdracht denkt u niet. U schuift Gods gebod
gewoon aan de kant en zet uw traditie ervoor in de plaats. Mozes, de dienaar van God, heeft
bijvoorbeeld gezegd: 'Heb respect en waardering voor uw vader en moeder. Wie kwaad spreekt
van zijn ouders, moet sterven.' Maar wat hebt u ervan gemaakt? 'Je hoeft je ouders niet te
verzorgen als je tegen hen zegt dat je heel je bezit aan God wilt geven.' Hiermee zegt u eigenlijk
dat niemand zich iets van Gods woorden hoeft aan te trekken. Maar u eist wel dat iedereen doet
wat uw traditie zegt. Zulk soort dingen doet u wel meer."
Mat. 15:10-20, Mar. 7:14-23
SLECHTHEID VANUIT ANDERE INVALSHOEK. Mk Jezus riep de mensen bij Zich en zei tegen hen:
"Luister! Dit is iets wat u beslist moet weten. Een mens wordt niet slecht door wat hij eet. Nee, hij
wordt slecht door wat hij denkt en zegt en doet." Mt De discipelen gingen naar Hem toe en zeiden:
"Weet U dat de Farizeeërs zich hebben geërgerd aan wat U hebt gezegd?"
Jezus antwoordde: "Iedere plant die niet door mijn Vader is geplant, zal worden uitgetrokken.
Trek u dus niets aan van de Farizeeërs. Zij zijn blinde gidsen, die blinde mensen leiden. Zij zullen
samen in een kuil vallen."
Petrus vroeg Jezus wat Hij nu precies bedoelde met dat slecht worden door woorden en
gedachten.
"Zijn jullie ook nog zo dom?" vroeg Jezus. Mk "Begrijpen jullie niet dat je niet slecht wordt door wat
je eet?" zei Hij. "Het voedsel gaat immers niet naar het hart, maar naar de buik en tenslotte komt
het in het riool terecht." Jezus maakte hiermee duidelijk dat men alle voedsel zonder
gewetensbezwaar mag eten.
Hij ging verder: "Je wordt slecht door wat je denkt. Uit je innerlijk, je hart, komen slechte
gedachten voort. Hoererij, diefstal en moord; overspel, hebzucht en gemenigheid; bedrog,
losbandigheid en jaloezie; gevloek, hoogmoed, onverschilligheid en zo meer, komen van binnen
uit de mens. Die maken hem slecht."
Joh. 7:1
BEDIENING ALLEEN IN GALILEA. Hierna trok Jezus rond door Galilea. Hij wilde niet naar Judea,
omdat de Joodse leiders erop uit waren om Hem te doden.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- november
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen